Weten & Tech

Recensie: ‘De aanval op de natiestaat’ van Thierry Baudet

03-08-2012 14:00

Je hebt van die boeken die je met een zekere onrust gaat lezen omdat je vreest dat ze met goede argumenten gehakt gaan maken van een idee waar je gevoelsmatig wel sympathie voor hebt. Voor een kosmopolitische cultuurrelativist als ondergetekende was De Aanval op de Natiestaat van Thierry Baudet zo’n boek. Baudet claimt – in het boek (een vertaling van zijn proefschrift), en in de publiciteit die hij rondom zijn promotie ontketend heeft – aan te tonen dat Europese elites sinds de Tweede Wereldoorlog een systematische aanval op de natiestaat hebben ingezet en dat de daaruit voortvloeiende supranationale organisaties zoals de WTO, het Europese Hof van de Rechten voor de Mens en met name de EU een ontwikkeling zijn die uiteindelijk meer kwaad dan goed brengen zal. Baudet betoogt onder meer dat we terug moeten keren naar een Europa van soevereine natiestaten die zich niet supranationaal verbinden maar internationaal samenwerken.

Weinig overtuigende argumenten
Laat ik met de deur in huis vallen: Baudet’s betoog, hoewel rijk gelardeerd met anekdotes, feitjes, citaatjes, en op zich soms niet oninteressante wetenswaardigheden, overtuigt niet, en eigenlijk is dat jammer, want een goed doordachte, academische analyse van de problematiek rondom de ‘supranationale’ organen zou zeer welkom zijn – juist vanuit een kritisch perspectief, en zeker óók voor al die mensen die enthousiaster zijn over de mogelijkheden die supranationale instanties kunnen bieden: sterke argumenten vanuit een ander perspectief helpen immers bij het scherp stellen van de eigen blik. In het boek van Baudet heb ik uiteindelijk weinig overtuigende argumenten kunnen vinden. Deel van het probleem ligt erin dat Baudet niet echt helder doorredeneert, en bij herhaling stevige uitspraken doet zonder die te onderbouwen met een argument of, desnoods, een voetnoot. Baudet heeft geen heldere methodologie, en geen corpus aan data waarop hij zijn ‘analyse’ baseert. Alles wat van pas komt wordt meegenomen, maar je krijgt nergens een duidelijk beeld van de (strategische) keuzes die Baudet daarbij maakt. Dat is, wetenschappelijk gezien, nogal dubieus en, voor een proefschrift, ronduit opvallend.

Wie is de Elite?
Uiteindelijk leidt dit tot drie fikse problemen. Ten eerste, en dit is echt een joekel van een omissie, definieert Baudet nergens helder wie nou precies die ‘elite’ is die voortdurend de zwartepiet krijgt toegespeeld. Is dat een politieke elite? Is dat een intellectuele elite? Links? Rechts? Liberaal? Progressief? En hoe kwamen zij tot hun supranationale overtuiging? Samen, of onafhankelijk van elkaar? Zijn ze het wel eens over wat dat supranationale nou is of zou moeten zijn? Vermoedelijk niet, en daar zit ‘m de kern van het probleem: de tendens naar het supranationale kwam vanuit allerlei kanten en met een uiteenlopende waaier aan motivaties en visies, maar Baudet veegt die allemaal op één grote hoop en noemt dat dan ‘de elite’. Dat is nogal problematisch. Om een voorbeeld te noemen: de VVD in Nederland heeft nooit echt het door Baudet verfoeide multiculturalisme omarmd, maar is wel decennia lang een drijvende kracht geweest achter de overdracht van bevoegdheden op economisch terrein aan de EU. Hetzelfde geldt voor het CDA. De maatschappelijke en historische context van de ontwikkeling naar het supranationale blijft zo volledig buiten beeld. Baudet bekommert zich bijvoorbeeld in het geheel niet om de besluitvorming in Europese nationale parlementen omtrent de overdracht van bevoegdheden. Waarom niet blijft totaal onduidelijk. Het lijkt mij nogal essentieel. Baudet rept van een aanval op de natiestaat, maar heeft nauwelijks oog voor wie er achter de kanonnen zitten en welke stromingen zij vertegenwoordigen.

Stropoppen
Het tweede probleem hangt daarmee samen: Baudet maakt bij herhaling een extreme karikatuur van wat zijn vermeende tegenstanders al dan niet zouden beweren. Stropoppen zie je vaker, in de blogosphere, en in het politieke debat, maar in een wetenschappelijk proefschrift hoort ze echt niet thuis. Twee voorbeelden. Ten eerste: Baudet neemt stevig stelling in tegen het multiculturalisme, dat volgens hem uiteindelijk kan leiden tot rechtspluralisme. Hij hanteert daarbij een extreme definitie van multiculturalisme die weliswaar in literatuur terug te vinden is, maar zeker niet door iedere multiculturalist wordt gedeeld. Voor velen (ondergetekende incluis) is juist het feit dat je voor de wet allemaal gelijk bent de basis waarop je een multiculturele samenleving bouwt. Baudet had veel meer aandacht moeten besteden aan de verschillende opvattingen over multiculturalisme die er in literatuur en politiek rondzwerven dan hij doet, en niet alleen diegene moeten kiezen die hem het beste uitkomt. Ten tweede: Baudet besteedt veel aandacht aan de (reële) legitimiteitsproblemen van supranationale organen, en gaat daarbij eigenlijk volledig voorbij aan het feit dat veel van die problemen vrij algemeen erkend worden. Ik heb geen schokkende nieuwe zaken gelezen waarvan ik zodanig onder de indruk ben dat ik nu opeens tegen supranationale organen ben. Er is veel te verbeteren, absoluut, maar dat geldt evenzeer voor lokale, regionale en nationale organen.

Autonomie
Een derde en laatste probleem is dat Baudet voortdurend de suggestie wekt dat de supranationale organen in principe losgezongen zijn van iedere politieke context en naar eigen goeddunken kunnen handelen. Weliswaar maakt men nu nog slechts in beperkte mate gebruik van het speelveld dat men heeft, maar in de toekomst, zo bezweert Baudet bij herhaling, zullen de slapende reuzen ongetwijfeld ontwaken en, zo is de implicatie, zullen ze het politieke speelveld totaal domineren. Je kan je dat afvragen. Uiteindelijk wordt de speelruimte die supranationale instanties hebben toch nog steeds goeddeels bepaald door internationale samenwerkingsverbanden. Een schitterend voorbeeld was de persconferentie van Draghi, gisteren, waarin hij feitelijk aangaf dat de (supranationale) ECB in haar speelruimte danig beperkt, en dat cruciale beslissingen nog steeds genomen worden door de (internationale) vergadering van EU-regeringsleiders. Ergo: ja, supranationale organen hebben vrijheid om te handelen, maar nee, die vrijheid is niet onbeperkt, en uiteindelijk zijn het de lidstaten die bepalen hoe groot of hoe klein die vrijheid is. ‘Supranationalisme’ is niet de ontkenning van de natiestaat, zoals Baudet impliceert, maar juist een bevestiging van de voortdurende rol van de natiestaat in een groter verband. Een erkenning van de historische realiteit van grenzen tot op zekere hoogte, en tegelijkertijd een erkenning van het voortschrijden van de tijd, en het ontstaan, met de intensificatie van communicatie en mobiliteit, van nieuwe organisatievormen met een nog groter geografisch bereik.

Wat ging er mis?
Uiteindelijk is de ‘Aanval op de Natiestaat’ meer een ideologisch gekleurd pamflet dan een proeve van wetenschappelijke bekwaamheid. Anders gezegd: het is geen hoogstaand boek over een verdomd belangrijk thema. Je vraagt je af wat er mis is gegaan. Het lijkt er in ieder geval op dat Baudet overambitieus is geweest. Baudet is simpelweg nog niet ver genoeg in zijn ontwikkeling om een zo breed boek over het supranationalisme te schrijven. Zo’n boek vergt decennia aan academische schrijfervaring en vele jaren denkwerk. Je kan dat met de beste wil van de wereld niet als proefschrift doen, en het resultaat laat goed zien waarom: het is, uiteindelijk, een uitermate oppervlakkig verhaal dat van anekdotes aan elkaar hangt en niet stapsgewijs analyseert maar poneert; Baudet heeft zijn ideologische driften nog niet onder controle. Daarnaast lijkt het erop dat Baudet zich veel te veel omringd heeft met gelijkgestemden. Daardoor blijft de andere kant van het debat een soort vage karikatuur op de achtergrond – een stropop op wie je ieder beeld dat je niet aanstaat kan projecteren. Goede wetenschappers gaan bij voorkeur daar heen waar ze hun intellectuele tegenstrevers vinden die geneigd zijn een andere kant op te denken dan zijzelf. Daar worden je eigen argumenten namelijk een stuk sterker van.

CC-foto: Cédric Puisney