Reportage

Per ongeluk getuige van de Turkse bommen op Iraaks Koerdistan

31-07-2015 14:54

Het is rond dinsdagavond 22.00 uur als de Iraans-Koerdische peshmerga’s waarbij wij te gast zijn zich klaarmaken voor de nacht. Sommigen gaan slapen. Anderen houden strategisch de wacht. Er zou een onbekende auto voorbij kunnen rijden, of een vreemdeling de berg op kunnen wandelen. De jongens nemen hun werk in het kamp bloedserieus, maar wij verwachten geen problemen. De vijand, Iran, zit aan de overkant van de grens en behalve af en toe schieten op jongens die alcohol het land insmokkelen, trekken ze geen wapens meer.

Een luidruchtige foreign fighter

Wij poetsen onze tanden bij de watertank, zuinig met het water, want dat komt uit een beekje, een paar kilometer naar beneden. We ritsen onze tent dicht en luisteren onvrijwillig gesprekken af van een luide Amerikaan die zich bij de groep heeft aangesloten. Zo horen we dat hij vijf jaar in het Amerikaanse leger gediend heeft en kortgeleden in Kobani heeft gevochten. ‘Kan het wat zachter?’ vraagt Beri, enigszins geïrriteerd door de patserige houding van de foreign fighter.

Wat de Amerikaan nu bij deze groep doet, is ons een raadsel: de aanwezigheid van deze peshmerga’s in de bergen heeft eerder een symbolisch doel, want vechten tegen Iran gebeurt nu alleen nog met woorden. In dit kamp gebeurt nooit wat spannends.

F-16’s boven het kamp

Tenminste, dat denken we, want opeens boort een lage toon dwars door de rust heen. We ritsen onze tent open en zien de lichtjes van een paar F-16’s die steeds dichterbij komen. Het zijn de Turken. ‘Ya Allah, waar gaan ze heen?’ vraagt Brenda, die altijd religieuze uitdrukkingen in het Arabisch roept als ze verbaasd over iets is. Een gewoonte die ze van haar Syrische vriendin heeft overgenomen.  ‘Ze komen terug,’ antwoordt Beri op haar beurt met een zachte stem.

We gaan er vanuit dat de F16’s doorvliegen, maar dan blijkt dat ze boven het kamp blijven hangen. De dreunende motoren worden steeds luider. Ze cirkelen boven het kamp, als arenden boven een prooi. Ondertussen kruipen de peshmerga’s uit hun slaapplekken en beginnen ze druk met elkaar te overleggen. Brenda wordt steeds nerveuzer, springt in haar onderbroek en T-shirt uit de tent en grijpt een legging van Beri. Wat als Turkije, per ongeluk of expres, hen besluit te bombarderen? ‘We moeten hier weg!’ roept ze, terwijl ze van het ene been op het andere springt. ‘Je hebt mijn legging aan,’ zegt Beri op haar beurt, en zoekt ondertussen naar haar nieuwe, zwarte Nikes.

‘Het is veilig, this is nothing’

We proberen elkaar gerust te stellen met het feit dat zoiets geen gewoonlijke strategie is, zomaar mensen bombarderen. Turkije heeft hier geen belangen, toch? Bovendien, waar kunnen we heen? Het kamp ligt zo geïsoleerd dat we onmogelijk op tijd weg kunnen komen. De rit op de door de PKK aangelegde wegen duurde uren. Beri vraagt de peshmerga’s om Brenda, maar stiekem ook haarzelf, gerust te stellen.

‘Het is veilig. This is nothing,’ zegt een peshmerga met wilde handgebaren. Beri wijst in de lucht, naar de F16’s en spreekt hem in het Koerdisch toe. ‘Nothing? En hoe verklaar je dit dan? Ik kan toch niet tegen Brenda zeggen dat dit nothing is?’

Het eerste vliegtuig is inmiddels verdwenen. Een volgende dient zich aan. In de verte kleurt de lucht geel. Een knal volgt. Precies zoals dat met bliksem werkt, het licht bereikt je eerder dan geluid. Een paar kilometer verderop liggen nu vast omgekomen PKK-strijders. En wij zijn bang dat de volgende bom voor ons is. Brenda staat te trillen op haar benen.

‘Alleen de geur, nadat de bom viel’

Come, come,’ zegt een peshmerga. Hij schenkt lauwe cola in en geeft haar een stuk koek, want zoetigheid helpt tegen beven. Een volgende bom komt neer. Peshmerga’s lopen af en aan. Via walkietalkies spreken ze met andere kampen om elkaar op de hoogte te houden. We zitten geknield tegen het stenen muurtje van de slaapplek, omdat iemand zegt dat dat beter is, al weten we niet zo goed waarom. Een ander had ons gezegd naar binnen te gaan, wat een nog slechter idee is. ‘Heb je dit vroeger wel eens meegemaakt?’ vraagt Brenda. We proberen elkaar gerust te stellen, tevergeefs. ‘Ja, maar ik was zo jong, dat kan ik me niet herinneren,’ antwoordt Beri, die op jonge leeftijd moest vluchten. ‘Alleen de geur, nadat de bom viel,’ voegt ze eraan toe.

Er valt nog een bom in de verte. Weer die lichtflits, en het geluid van bommen die door de bergen wordt weerkaatst. En dan keert eindelijk de stilte terug. Het is inmiddels na middernacht als we de tent weer inkruipen. De peshmerga’s vertellen dat ze vernomen hebben dat er verschillende PKK-doelen gebombardeerd zijn en dat alle F-16’s hun bommen inmiddels gedropt hebben. Met andere woorden; ze zijn nu echt weg.

‘Het Tahrirplein was lang niet zo eng als dit’

‘Ik ben nog nooit zo bang geweest. Ik dacht echt dat dit mijn laatste trip was,’ zegt Brenda, denkend aan de afgelopen jaren.  Het Tahrirplein, de Turks-Syrische grens, Israël en de Palestijnse gebieden; lang niet zo eng als dit. Beri probeert ondertussen haar telefoon aan de praat te krijgen, tevergeefs. In de bergen is er geen elektriciteit en hebben we al helemaal geen internet.  Uiteindelijk vallen we in slaap om een paar uur later weer gewekt te worden door nog een overvliegende F-16. Blijkbaar waren de Turken nog niet klaar. Maar deze keer blijven we liggen, net als de meeste peshmerga’s. Als het komt, dan komt het maar, is de gedachte.

De volgende dag worden we om 6.00 uur gewekt en rijden we via een omweg terug naar de bewoonde wereld. Het eerste wat we doen als we terug zijn in Erbil is het nieuws checken. Reuters meldt dat Turkije afgelopen nacht verschillende luchtaanvallen uitgevoerd heeft op de PKK. Dat waren de meest heftige tot nu toe. We geloven het direct.

Foto: Een F-16 van de Turkse luchtmacht tijdens een vliegshow in Berlijn in 2014