Achtergrond

Wat Al-Sishani van de Nederlandse jihad-verdachten in de Context-zaak zou vinden

20-10-2015 12:22

Omar al-Sishani is een rauwe klant. Hij is afkomstig uit Pankisi Gorge, een gebied in Georgië dat lange tijd diende als een uitvalsbasis voor Tsjetsjeense jihadisten. Al in zijn tienerjaren droeg Al-Sishani (‘de Tsjetsjeen’) bij aan de strijd van Tsjetsjeense milities tegen de Russen. Later ging hij het Georgische leger in, en de officieren met wie hij daar werkte, geven hoog op van zijn militaire kwaliteiten.

Al-Sishani diende onder meer in het grensconflict dat de Georgiërs in 2008 met de Russen uitvochten. Hij stond aan het hoofd van een elite-eenheid, en over zijn prestaties op het slagveld vertellen de inwoners van Pankisi Gorge nog steeds grote verhalen.

Enkele jaren geleden sloot hij zich aan bij de Islamitische Staat. Mede door de militaire successen die hij boekte, klom hij snel op naar de hoogste echelons van de organisatie. Nu, net dertig jaar oud, is Al-Sishani een van de belangrijkste militaire IS-leiders.

Context-zaak

Vandaag komt het Openbaar Ministerie in de Bunker, de zwaar beveiligde rechtbank in Osdorp, met een strafeis tegen de jihad-verdachten in de zogenoemde Context-zaak. Zij worden verdacht van ronselen, opruiing en lidmaatschap van een terroristische organisatie, maar lijken toch van een ander kaliber dan Al-Sishani. Zo stond Jordi de J., één van de verdachten, de rechters vorige week tijdens de behandeling van zijn zaak beleefd, bijna schuchter, te woord, en zijn aansluiting bij de jihadistische beweging lijkt vooral een kwestie van eenzaamheid te zijn geweest.

Hij was sociaal geïsoleerd geraakt na jaren van gedragsproblemen, diefstal (hij stal onder meer geld van zijn ouders) en uithuisplaatsingen en was daarom blij toen hij in de jihadistische beweging een groep vond waar hij aansluiting bij kon vinden. De J. reisde af naar Syrië, maar zijn verblijf daar was geen succes: hij moest door zijn moeder worden gered.

Inmiddels is De J. van mening dat strijden voor IS volgens de islam niet is toegestaan. Ook distantieert hij zich van zijn jihadreis. Terugkijkend op de periode voorafgaand aan de reis zei hij vorige week tegen de rechters: “Ik spoorde niet.”
En hij is zeker niet de enige verdachte in de Context-zaak die terugkrabbelt.

En ook Rudolph H., eerder veroordeeld voor het dood schudden van een baby, heeft laten weten dat hij “afstand [wil] nemen van jihadisme, terrorisme en alle gruwelijkheden die daarbij horen.”

‘Dat zou ik nu niet meer doen’

Zelfs Azzedine C., alias Abu Moussa, die door het Openbaar Ministerie wordt gezien als een leidende figuur in het netwerk, zegt van gedachten te zijn veranderd. Volgens het OM was hij nauw betrokken bij de organisatie van demonstraties, plaatste hij Facebook-posts waarin hij de Islamitische Staat verheerlijkte en spoorde hij anderen aan om naar Syrië af te reizen.

Van de bravoure die kenmerkend was voor zijn rol in het netwerk bleef in de rechtszaal niet veel over. Zo zei hij over een van zijn mogelijk opruiende berichten: “Ik herken me niet meer in dit geschrift. Dat zou ik nu niet meer doen.”

Ook bij andere verdachten is het niet meteen duidelijk dat het om jihadistische zwaargewichten gaat. Een voorbeeld is Oussama C., die, slechts negentien jaar oud, bekend stond als de ideoloog van de groep. De AIVD oordeelde dat C. “een gevaar voor de nationale veiligheid” was, maar volgens getuige-deskundige Martijn de Koning heeft C. geen organisatorische kwaliteiten, en het is de vraag of C.’s medestanders een hogere dunk van hem hebben. Zo merkte de veertien jaar oudere Abu Moussa over C. op: “Als hij bij mij zou aanbellen, dan zou ik vragen of hij voor m’n zoontje komt.”

Naaldhakken en lingerie

Negentien jaar is inderdaad nogal jong om een ideoloog te zijn, maar nog los daarvan is de manier waarop C. gestalte gaf aan deze rol nogal opmerkelijk voor een jihadist. In chatgesprekken met potentiële vrouwelijke leden van de jihadistische beweging vroeg C. hen om naaldhakken en lingerie aan te trekken en om rode nagellak op te doen.

Je zou kunnen zeggen dat hij probeerde het nuttige met het aangename te verenigen, maar zijn gedrag roept toch twijfels op over zijn toewijding aan de jihadistische zaak. Ook het gegeven dat C. naar Syrië zou wilde afreizen maar daar niet slaagde doordat zijn ouders zijn paspoort hebben afgepakt, doet vermoeden dat we het hier niet over een gestaalde strijder hebben.

En dan is er nog Ahmed S., een belangrijke getuige. Hij zou zich in dezelfde kringen als de verdachten hebben bewogen en was daarmee voor het Openbaar Ministerie een belangrijke bron van informatie. S., in Vrij Nederland omschreven als “een bange en labiele man”, zaaide echter vooral verwarring. In eerste instantie legde hij belastende verklaringen af, maar hij kwam later op deze verklaringen terug omdat hij door “boze broeders” zou zijn aangesproken. Vervolgens ontkende hij de inmenging van de “boze broeders” weer. Ook beweerde hij dat hij was vergeten wat hij eerder had verklaard.

Bedreiging voor de rechtsorde

Nu even terug naar Omar al-Sishani. Zou hij voor een rechter meteen door het stof gaan en zich van zijn extremistische ideeën distantiëren? Zou hij zich door iemand van negentien uit laten leggen wat de islam inhoudt? Zou hij zich door zijn moeder uit een strijdgebied laten ophalen? Zou hij op internet vrouwen lastigvallen met het verzoek om even wat pikante lingerie aan te trekken? En zou hij blij zijn met mensen als Oussama C., Jordi de J. en Azzedine C. in zijn organisatie? Het is uiteraard gissen, maar mijn inschatting is dat hij zijn neus zou ophalen voor dit zootje ongeregeld.

De uitspraak in de Context-zaak is pas op 10 december, dus de verdachten zijn nog niet veroordeeld, maar zelfs als de rechter oordeelt dat er inderdaad sprake is van een terroristische organisatie, dan is daarmee nog niet gezegd dat netwerken als deze de Nederlandse rechtsorde aan het wankelen kunnen brengen. Iedereen kan door middel van een terroristische aanslag ellende aanrichten, maar voor het bedreigen van de nationale veiligheid van een stabiel land als Nederland is veel meer nodig.

Een serieuze terroristische campagne vereist geduld, toewijding, mankracht, leiderschap, expertise en het vermogen om af te zien. Bewegingen die dit alles niet hebben, kunnen misschien kleine aanslagen plegen, maar hun geweld zal nooit genoeg zijn om hun politieke doelen te bereiken.

Laten we daar in onze inschatting van de terroristische dreiging tegen Nederland rekening mee houden.