Column

‘Veel zwarter kan je wereld niet worden’

22-02-2011 14:00

“Weet u misschien hoe laat de bus komt? De dienstregeling is gewijzigd en ik weet de tijden nog niet uit mijn hoofd.” De vraag is afkomstig van een oudere man. Naast hem staat een golden retriever met een tuigje om. Oplettend kijkt de viervoeter naar zijn baasje. Die ziet dat niet. Zijn glazige ogen staren doelloos in de verte. “Over een kwartier moet ie komen,” antwoord ik de man. Hij knikt. “Fijn. Dank u.” En hij gaat naast me zitten op het bankje. Verscholen achter het glas dat ons beschermt tegen de kille wind.

Terwijl we wachten, moet ik denken aan een vraag die twee dagen eerder aan neurobioloog Dick Swaab werd gesteld. Na afloop van zijn lezing in het Utrechtse Academiegebouw vroeg een vrouw of blinde mensen meer kans hebben om depressief te worden. Swaab had immers net verteld hoe belangrijk de invloed is van licht op de geestesgesteldheid van de mens. Via de oogzenuw komt licht het brein binnen en de stofjes die vrijkomen zorgen voor een juist dag – en nachtritme. Dat ritme heeft invloed op hoe je je voelt.

Onherstelbaar hersenletsel
“Dat hangt ervan af”, had Swaab de vrouw geantwoord. “Als je blind bent omdat de ogen geen licht ontvangen komt het licht niet naar de innerlijke klok toe. Maar wanneer de hersenschors beschadigd is, blijft de klok wel werken, ook al zie je zelf niets.” Met mijn gedachten weer terug in het bushokje kijk ik op mijn horloge. “Nog tien minuten”, meld ik mijn buurman ongevraagd. “Och, mevrouw ik heb alle tijd hoor”, reageert hij gelaten. Ik schraap mijn keel. “Bent u al lang blind?” Hij schudt zijn hoofd. “Volgende week is het precies drie jaar geleden. Ik ben van mijn fiets gereden. Twee jochies van 19 hielden een wedstrijdje op de provinciale weg. Een van de twee heeft me geschept. Later bleek dat hij 140 reed. Weet ik niks meer van. Pas drie dagen later werd ik wakker.” Zijn stem klinkt plots verbitterd. “Ze hebben nog een kaartje gestuurd. Maar ja, dat kon ik niet meer lezen. Onherstelbaar hersenletsel zei de arts.”

We zwijgen. Terwijl de man zijn hond gemoedelijk op de rug klopt, bedenk ik hoe snel het leven kan veranderen. Verstoringen in de hersenen kunnen ongelooflijk grote gevolgen hebben. Dat had Swaab het Utrechtse publiek ook al verteld. Zijn boodschap is populair sinds het uitkomen van de bestseller Wij zijn ons brein, maar kan eveneens rekenen op veel kritiek. Swaab zou zich teveel richten op de werking van de hersenen alléén en omgevingsfactoren uitsluiten.

Tijdens de lezing had hij de critici echter met schijnbaar gemak gepareerd. “Vergeet niet dat de klok gevoelig is voor de buitenwereld. Dat geldt voor iedere structuur in de hersenen. Een zenuwcel is gemaakt om informatie uit ons lichaam, de hersenen en omgeving op te nemen. Ons brein is altijd op de buitenwereld gericht. Op die manier overleven we”, zo had hij stellig gezegd.

Depressief
Ik vraag me af hoe dat bij mijn buurman zit. “Bent u er erg verdrietig over?” vraag ik hem voorzichtig. “Ik ben het geweest ja. Een jaar depressief. Maar een mens moet verder leven hè? Ik doe nu vrijwilligerswerk en voel me voor het eerst weer een beetje nuttig.” “Toen ik wakker werd in het ziekenhuis, vroeg ik aan de zuster het licht aan te doen”, vervolgt de man. “Wat is het hier belachelijk donker! Ik weet nog dat ik het zei. Toen het stil bleef, voelde ik dat er iets mis was. Ik vroeg waarom ze zweeg. Hakkelend antwoordde ze dat het niet nodig was het licht aan te doen. Het was twaalf uur ’s middags. De zon scheen fel de kamer in. Nou mevrouw, veel zwarter kan je wereld niet worden hoor.”

Hij is nog maar nauwelijks uitgesproken of zijn hond staat op. “Ah, hij is er bijna”, zegt de man opeens nuchter. Ik kijk op. Hij heeft gelijk. In de verte zie ik de bus komen.

Dit is deel 2 van een zesdelige serie waarin Mijke Pol het wetenschapsfilosofisch studium generale (openbaar toegankelijk) van de Universiteit Utrecht over ‘tijd’ behandelt. Meer informatie over het programma vind je hier. Lees hier deel 1.