Weten & Tech

Hoe de Romeinen het met kamelen deden

14-02-2012 10:00

In de archeologie is altijd alles anders. Het is een van de vele vuistregels waarmee men jonge, nietsvermoedende schervenpuzzelaars-in-spe placht voor te bereiden op de confrontatie met de totale gegevenschaos die men aantreft zodra men één stap zet op een opgraving of één schep in de grond zet op de verkeerde juiste plek. Het is waar. Hoe meer je ziet, hoe minder je gelooft, en hoe groter de verbazing over de stelligheid waarmee vakgenoten soms hun conclusies aan het grote publiek presenteren.

Zo wist vorig jaar iemand heel zeker dat hij de begraafplaats had gevonden waar de slavenhoeren uit een nabijgelegen bordeel hun pasgeboren ongewenste baby’s begroeven. Yeah, right. Dat iets een mooi verhaal is en dus de pers haalt, maakt nog lang niet waar. En nu zitten we dus opgescheept met hele hordes kamelen en dromedarissen die de Romeinen naar onze contreien zouden hebben gesleept. Het punt is alleen: deze keer lijkt het nog waar te zijn ook. Deels dan.

Help, ik vind een dromedaris!
Het zit zo. Bij opgravingen in het Belgische Arlon vonden archeologen een flinke verzameling botten. Archeologen vinden voortdurend botten, van koeien, schapen, varkens en andere huis-, tuin en, vooral, keukendieren. Vroeger gooiden ze die gewoon weg, maar de laatste decennia worden ze stelselmatig bewaard en geanalyseerd omdat je er interessante informatie uit kan afleiden over, onder meer, vleesconsumptie.

Zo geschiedde ook in Arlon. Op twee plaatsen bleken echter botten te zijn gevonden die nogal afweken van het andere materiaal. Het bleek, na enig puzzelwerk, te gaan om (minstens) een dromedaris. Uit de vierde eeuw na Christus. Het beest was een jaar of vijf toen het stierf. In een droevig dorp op het kruispunt van twee provinciale wegen in de koude uithoek van het langzaam desintegrerende Romeinse rijk hadden ze – voor even of voor wat langer – een Dromedaris. Die was daar niet uit de grond komen groeien.

Hordes aan kamelen
Interessanter: het beest blijkt bij lange na niet de enige. De afgelopen decennia zijn er ten noorden van de Alpen op meer dan twintig plaatsen resten van Bactrische kamelen en dromedarissen gevonden. Dat stond allemaal al jaren keurig in de vakliteratuur, maar niemand had ooit de moeite genomen om dat eens allemaal naast elkaar te leggen. Van de ene dag op de andere hebben we dus te kampen met een flinke populatie antieke, laatantieke en vroegmiddeleeuwse kamelen in Europa.

Aan de archeologen de taak hier kaas van te maken. Het lijkt er niet op dat die beesten in Europa werden gefokt, dus ze zijn geïmporteerd, deels per schip. Vrachtwagens bestonden niet, dus de rest van de reis hebben ze zelf gelopen, over Romeins graniet en door de Europese modder. Met poten die gemaakt zijn voor de woestijn en de steppe moet dat een buitengemeen prettige ervaring zijn geweest.

Waarom?
De grote vraag is, zoals altijd: waarom? Waarom zeulden die gekke Romeinen heel dat koude, natte Europa door met beesten die vooral heel goed gedijen als het een graadje of veertig is en de eerstvolgende druppel water tien dagreizen verderop? We weten dat de Romeinen leeuwen uit Afrika importeerden voor het circus, maar dat gebeurde eigenlijk alleen in Italië, en zo’n kameel doet het niet écht heel goed bij het publiek als jachtdier. Misschien wilde een rijkaard indruk maken met een exotisch huisdier, maar Arlon was anno 350 nou niet echt de plaats waar je wilde zijn als je te koop wilde lopen met je rijkdom en beschaving.

De verklaring die het op dit moment lijkt te winnen is dat de beesten werden ingezet als lastdier – ‘Het Romeinse rijk dreef op kameelkracht!’ – maar ook dat is lastig, want waarom zou je die beesten uit Afrika halen als je in Europa goedkopere en efficiëntere manieren hebt om je spullen te vervoeren? Misschien waren het wel incidenten, en gebeurde het ééns in de zoveel tijd bij toeval dat een kameel in Europa belandde. Het zou zomaar kunnen. Hoe dan ook: in de archeologie is altijd alles anders.